1. Controleer de olie voor gebruik
(1) Controleer de vetvulhoeveelheid van elk smeerpunt van de penas, let vooral op de onderdelen met een lage vetvulfrequentie, zoals: aandrijfassen voor- en achteras, 30 modellen van koppelomvormer tot aandrijfas versnellingsbak, hulpvoertuig verborgen onderdelen zoals framepen, motorventilator, motorkappen, flexibele besturingsas, enz.
(2)Controleer de vulhoeveelheid van de brandstof.Let tijdens het inspectieproces op of de brandstofkwaliteit is verslechterd, of het water in het dieselfilter is afgetapt en vervang indien nodig het brandstoffilterelement.
(3) Controleer de vulhoeveelheid hydraulische olie, let erop of de hydraulische olie is verslechterd tijdens het inspectieproces.
(4)Controleer het oliepeil van de versnellingsbak.Let tijdens het inspectieproces op of de hydraulische olie is verslechterd (het olie-watermengsel is melkachtig wit of het oliepeil is te hoog).
(5)Controleer de hoeveelheid motorkoelvloeistof.Let tijdens het inspectieproces op of de koelvloeistof is verslechterd (het mengsel van olie en water is melkachtig wit), of de watertankbeveiliging is geblokkeerd en reinig deze indien nodig.
(6)Controleer de hoeveelheid motorolie om er zeker van te zijn dat het oliepeil binnen het standaardbereik ligt.Let tijdens het inspectieproces op of de olie is verslechterd (of er sprake is van olie-watermenging, die melkachtig wit is).
(7) Controleer de hoeveelheid remvloeistof.Let tijdens het inspectieproces op of er lekkage is in de leiding van het remsysteem en de remklauw en of het water in de luchtuitlaat volledig is geleegd.
(8) Controleer het luchtfilter, verwijder het filterelement om stof te verwijderen en vervang het indien nodig.
2. Inspectie voor en na het starten van de kleine lader
(1) Ga rond de machine voordat u begint om te controleren of er obstakels rond de lader zijn en of er duidelijke defecten zijn in het uiterlijk.
(2) Plaats de startsleutel, draai deze naar de eerste versnelling en kijk of de instrumenten normaal werken, of de batterij voldoende is en of het laagspanningsalarm normaal is.
(3) Controleer bij het starten van de motor bij stationair toerental of de indicatiewaarden van elk instrument normaal zijn (of de indicatiewaarden van elke manometer voldoen aan de gebruikseisen en of er geen foutcode wordt weergegeven).
(4)Controleer de effectiviteit van de parkeerrem en pas deze indien nodig aan.
(5) Controleer of de kleur van de uitlaatrook van de motor normaal is en of er een abnormaal geluid is.
(6) Draai aan het stuur om te controleren of de besturing normaal is en of er een abnormaal geluid is.
(7) Controleer de werking van de giek en bak om ervoor te zorgen dat het bedieningsproces soepel verloopt zonder stagnatie en abnormaal geluid, en voeg indien nodig boter toe.
3. Wandelinspectie kleine lader
(1) Controleer elke versnellingspositie van de kleine lader om te zien of het schakelen soepel verloopt, of er sprake is van een vastzittend fenomeen en of er een abnormaal geluid is tijdens het lopen.
(2) Controleer het remeffect, trap op de voetrem terwijl u vooruit en achteruit loopt, controleer of het remeffect aan de vereisten voldoet, zorg ervoor dat elke remming effectief is en put indien nodig de remleiding uit.
(3) Ga na het stoppen van de machine opnieuw rond de machine en controleer of er lekkage is in de remleiding, de hydraulische leiding, de rijsnelheid en het aandrijfsysteem.

Posttijd: 03-08-2023